Wandelen als mentor

Geplaatst op: 17 juni 2018

GASTBLOG In gastblogs vertellen mensen in verschillende beroepen over hun ervaringen met walking meetings. Deze keer Agnes Andeweg, docent bij University College Utrecht. Zij doet gemiddeld een keer per week een mentorgesprek lopend, meestal een rondje over de campus van 1 tot 1,5 km. Twee bijzondere weken per jaar loopt zij in haar rol als mentor wel 30 keer. 

Sinds 2015 werk ik als docent literatuurwetenschap en tutor (mentor) bij University College Utrecht, een brede, Engelstalige bacheloropleiding. Als tutor begeleid ik ruim dertig studenten. Die kunnen altijd langskomen als ze een probleem hebben, en ik spreek ze sowieso twee à drie keer per jaar om hun studievoortgang en algeheel welbevinden te bespreken. Onze opleiding biedt veel keuzevrijheid; er is maar één vak dat alle studenten verplicht moeten volgen. Voor veel studenten betekent dit in de praktijk dat hun studie – meer dan bij opleidingen in een bepaald vakgebied, zo is mijn overtuiging – een langdurige zoektocht is naar wat ze eigenlijk willen. Een gesprekje op zijn tijd helpt dan om alle opties en twijfels op een rijtje te zetten.

De eerste keer nadat ik die ruim dertig gesprekken, gezeten aan mijn bureau, in een paar dagen had gevoerd was ik helemaal gaar. Dat moest anders. Toevallig hoorde ik in die tijd voor het eerst over weeting, en het idee om met de studenten te gaan wandelen was snel geboren. Daarvoor hoefde ik alleen maar de deur uit te stappen. Het University College heeft een campus op een prachtige plek in Utrecht: een voormalig militair terrein, de Kromhoutkazerne. De studenten wonen en studeren er, en er is veel groen. In het midden van de campus ligt nog altijd een groot vierkant exercitieveld, gevuld met grind. Daar moesten de soldaten op appèl komen, en hun marcheeroefeningen doen, zo stel ik me voor. Paradoxaal genoeg is dat zo ongeveer de laatste plek op de campus waar je zou willen wandelen: het grind loopt zwaar en als de zon schijnt is het ongenadig heet. Het veld (‘the quad’) wordt feitelijk niet gebruikt, het wordt hooguit zo snel mogelijk overgestoken, van het ene onderwijsgebouw naar het andere.

De campus biedt gelukkig genoeg andere mogelijkheden voor een wandelingetje met een student. Een rondje om het veld is maar 600 meter, maar dat is soms al genoeg voor een kort praatje over hoe het gaat. Met een beetje goede wil, een extra slinger om de woonblokken en een bocht langs de geluidswal kan ik er twee kilometer van maken. Als we meer tijd nodig hebben kunnen we ook nog op een van de bankjes gaan zitten die her en der op de campus staan, of gewoon nog een rondje lopen. Vaak moet ik wel iets opzoeken of invoeren op de computer. In het begin nam ik een tablet mee (er is overal wifi) om dat tijdens het lopen te kunnen doen, maar het leidde toch te veel af: het betekende onvermijdelijk een interruptie van wat we aan het doen waren. Nu spaar ik met de student de vragen op en gaan we aan het eind van het gesprek nog even achter de computer zitten.

Het scheelt dat mijn kantoor op de begane grond is, en vlak bij de uitgang, maar ook als dat niet zo was, zou ik weeting aan iedereen aanraden. Niet alleen is het voor mij prettig om even achter de computer vandaan te zijn – en met dertig afspraken in een week scheelt dat een slok op een borrel –, lopen is ook een meerwaarde voor de gesprekken, zo blijkt. Mijn indruk is dat studenten zich vrijer voelen om zich uit te spreken als we wandelen. Als je naast elkaar loopt hoef je elkaar niet voortdurend aan te kijken, en zeker bij gesprekken over moeilijke onderwerpen is dat prettig. Ook leer ik hen op een andere manier kennen door met ze te lopen. De een lijkt een last op zijn schouders te torsen en sjokt langzaam naast me voort, terwijl de ander met verende pas vooruit snelt. Het doet me beseffen hoe verschillend iedereen is, en het maakt me bewust van mijn eigen tempo. Al lopend een gesprek voeren dwingt de student en mij om een gezamenlijke snelheid te vinden, die soms zelfs leidt tot een gedeeld ritme van gelijke passen. Kortom, we moeten onze bewegingen op elkaar afstemmen.

In de psychologie wordt afstemming, oftewel ‘attunement’ beschouwd als een belangrijke voorwaarde om banden met andere mensen aan te knopen. Afstemming betekent ontvankelijk zijn, niet alleen horen wat de ander zegt maar daadwerkelijk luisteren en begrijpen wat zij bedoelt. Dat geldt voor beide gesprekspartners, en het is dus een vorm van dialoog, zowel verbaal als non-verbaal: spiegelen – het onbewust imiteren van je gesprekspartner – hoort er ook bij. Afstemming is ook een proces: het is er niet onmiddellijk, maar moet zich in de tijd ontwikkelen. Dat betekent overigens niet dat je het automatisch eens bent met je gesprekspartner als je eenmaal op dezelfde golflengte zit. Ik denk juist dat het beter mogelijk is om kritische noten te kraken als er ‘rapport’ is, als er een relatie is.

Zo beschouwd is wandelen heel belangrijk voor de relatie mentor-student: het is een ideale manier om een band te kweken dankzij de noodzaak om af te stemmen. Soms heb ik wel eens gesprek met een student waarin ik me niet veel meer voel dan een veredelde informatiezuil. Dat is niet toevallig, kan ik nu bedenken: zuilen staan stil. Voor een goed mentorgesprek kan ik beter in de benen komen.